PTSS

Een verkeersongeval of auto-ongeluk mee maken, slachtoffer zijn van een overval, van (seksueel) geweld of getuige zijn van een ongeluk of een andere ingrijpende gebeurtenis, heeft vaak grote impact op iemands leven. Veel mensen hebben de eerste tijd na een trauma psychische klachten. Ze slapen slechter, dromen over de gebeurtenis en zijn angstiger. Na verloop van tijd herstellen de meeste mensen weer. Maar een deel van de mensen ontwikkelt ernstige klachten na een trauma en knapt niet vanzelf op. Wanneer de klachten blijven bestaan, kan er sprake zijn van PTSS (posttraumatische stressstoornis). Bij PTSS is er sprake van de volgende symptomen:

  • De gebeurtenis heeft intense afschuw, angst of hulpeloosheid opgeroepen
  • Er is sprake van herbelevingen. Mensen hebben last van nare dromen, nachtmerries en/of flashbacks. De herinnering aan de gebeurtenis dringt zich als het ware ongevraagd steeds weer op. Dit wordt als zeer naar en ongewenst ervaren. Mensen worden daar vaak weer angstig van. Soms voelt het (bijna) alsof ze de gebeurtenis weer meemaken. ‘De film speelt zich weer af’.
  • Mensen vermijden situaties, plekken of mensen die doen denken aan het trauma. Ook proberen mensen om niet over de gebeurtenis te praten. Terugdenken aan de gebeurtenis willen ze ook niet, omdat dat te pijnlijk of te beangstigend is.
  • Er is sprake van verhoogde waakzaamheid tot uiting komend in overmatig op je hoede zijn, prikkelbaarheid of woede-uitbarstingen, overmatige schrikachtigheid, slaapproblemen en/of concentratieproblemen.
  • Negatieve emoties, negatieve gedachten over zichzelf, anderen en de wereld. Afgenomen in interessie in en deelname aan activiteiten. Afgesneden of vervreemd voelen van anderen. Verlies van toekomstperspectief.

Om de diagnose PTSS te kunnen stellen moeten de klachten leiden tot duidelijke beperkingen in iemands functioneren. Ook moeten de symptomen langer dan een maand bestaan.

Ook als iemand gedeeltelijk voldoet aan bovengenoemde symptomen na een trauma, kan behandeling verstandig en nodig zijn. Er wordt dan gesproken van ‘partiële PTSS’.

EMDR bij PTSS

EMDR is een eerste keuze behandeling bij PTSS. Na een eenmalige traumatische gebeurtenis, zijn mensen meestal na een paar sessies weer in staat om de bezigheden in hun dagelijks leven op te pakken.

Cognitieve gedragstherapie bij PTSS

Cognitieve gedragstherapie is net als EMDR een eerste keuze behandeling bij PTSS. Beide behandelvormen zijn even effectief. EMDR werkt over het algemeen sneller (minder sessies). In overleg bepalen therapeut en cliënt voor welke behandelvorm gekozen wordt.
De vorm van cognitieve gedragstherapie bij PTSS wordt ‘imaginaire exposure’ genoemd. De protocollaire behandeling bestaat uit tien sessies van 90 minuten.

Na een traumatische gebeurtenis vermijden veel mensen gedachten, gevoelens, situaties en activiteiten die aan de gebeurtenis doen denken. Zo proberen ze te voorkomen om terug te denken aan de gebeurtenis, omdat dat pijnlijk, moeilijk of eng is. Deze reactie is heel logisch en begrijpelijk en op korte termijn voelen mensen zich vaak ook iets rustiger. Het probleem is echter dat het probleem op de lange termijn juist erger wordt. Er niet meer aan denken werkt dus niet als manier om van de klachten af te komen.

Imaginaire exposure houdt in dat de cliënt systematisch en onder veilige omstandigheden geconfronteerd met de herinnering en bijbehorende angst. Iedere sessie vertelt de cliënt opnieuw over de traumatische gebeurtenis. De gebeurtenis wordt als het ware herbeleefd. Op deze manier ervaart de client dat er gesproken kan worden over de traumatische gebeurtenis zonder dat er iets rampzaligs gebeurt. De cliënt leert daarbij ook wennen aan de angst. Doordat de cliënt zichzelf steeds opnieuw blootstelt aan de herinnering, aan de meest nare aspecten van deze herinnering, wordt er uiteindelijk controle verkregen over de herinnering. Uiteindelijk zullen de flashbacks en nachtmerries afnemen. Ook merken mensen dat ze weer anders gaan denken over zichzelf en over de wereld om hen heen. Gedachten worden genuanceerder.