Fobie

Een fobie (ook wel specifieke fobie) is een hardnekkige en intense angst voor een bepaald dier, object of situatie. Bij confrontatie met dat wat eng gevonden wordt, probeert iemand weg te vluchten. Als dat niet kan, reageert iemand met intense angst of paniek. Veel mensen kennen het gevoel van angst voor bijvoorbeeld een dier of een bepaalde situatie. Of ze kennen iemand die ergens heel bang voor is. Je spreekt pas van een specifieke fobie als iemand door de angst bepaalde situaties vermijdt en daar last van heeft in het dagelijks leven. Met een angst voor muizen valt goed te leven als er in je huis geen muizen zitten. Maar als je bijvoorbeeld gaat verhuizen naar een oud huis, kan de angst ineens een probleem worden.

De specifieke fobie wordt onderverdeeld in verschillende categorieën:
Dieren (bijvoorbeeld hondenfobie, muizenfobie, kattenfobie, spinnenfobie, slangenfobie)
Natuur (bijvoorbeeld onweerfobie)
Situationeel (bijvoorbeeld hoogtevrees, angst voor de tandarts, vliegangst, liftangst of claustrofobie)
Bloed-injectie-letsel (angst voor bloed en/of naalden)
Overig (emetofobie/angst om over te geven, slikfobie of stikfobie)

De specifieke fobie komt vaak voor. Uit onderzoek komt naar voren dat ongeveer tien procent van de Nederlanders op een bepaald moment in het leven last heeft van een specifieke fobie.

Oorzaken fobie

Voor fobieën geldt vaak dat ze op jonge leeftijd zijn begonnen. Bij de meeste kinderen verdwijnt een fobie na verloop van tijd spontaan. Er zijn aanwijzingen uit onderzoek dat sommige angsten, zoals bijvoorbeeld de angst voor slangen, aangeboren zijn. In evolutionair opzicht lijkt het verstandig om de confrontatie met slangen uit de weg te gaan.
Een kinderangst kan op latere leeftijd een specifieke fobie worden door (een combinatie van ) de volgende oorzaken:

Modeling: hiermee wordt bedoeld dat je kunt leren ergens bang voor te worden. Een kind dat bijvoorbeeld regelmatig een van de ouders erg bang ziet reageren op honden, kan zo ook bang worden voor honden.
Nare ervaringen: een nare ervaring die veel indruk heeft gemaakt, kan er voor zorgen dat iemand daarna bang blijft voor situaties die daar op lijken. Dit wordt binnen de gedragstherapie ‘conditionering’ genoemd. Voorbeelden hiervan zijn een nare of pijnlijke ervaring bij de tandarts, een nare ervaring met overgeven of met slikken, gebeten zijn door een hond.
Overdracht van negatieve informatie: lezen in boeken, horen van andere mensen of zien in films dat iets heel eng is. Iemand vertelt bijvoorbeeld gebeten te zijn door een hond.

De angst die zo ontstaan is kan zich vervolgens ontwikkelen tot een fobie door een proces dat ‘selectieve aandacht’ wordt genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat informatie of ervaringen die passen bij bijvoorbeeld het idee ‘alle honden zijn gevaarlijk’, sneller en makkelijker onthouden worden, dan informatie die dit idee tegenspreekt. Wanneer vervolgens situaties vermeden gaan worden, is de kans groot dat de overtuiging ‘alle honden zijn gevaarlijk’ blijft bestaan en nog geloofwaardiger wordt.

Gedragstherapie bij fobie

Specifieke fobieën zijn goed en snel te behandelen. Exposure- behandeling (graduele exposure in vivo) is de voorkeursbehandeling bij fobieën. Uit onderzoek blijkt deze vorm van therapie in 80- 95 % van de gevallen tot duidelijke verbetering te leiden. Slechts vier procent van de mensen die succesvol behandeld zijn ervaart een terugval.

In de behandeling wordt een patiënt onder begeleiding van de therapeut, stap voor stap blootgesteld aan het dier, object of de situatie waar hij bang voor is. De patiënt bepaalt hierbij het tempo. De therapeut stimuleert om steeds weer een stapje verder te gaan en vol te houden. In de behandeling wordt gebruik gemaakt van het gegeven dat angst geleidelijk aan minder wordt, als iemand maar lang genoeg in de situatie blijft. Wanneer de angst verdragen wordt, zakt deze vanzelf. Op deze manier krijgt de patiënt controle over de angst en wordt ervaren dat datgene wat gevreesd wordt, niet gebeurt.

Vaak is een sessie met een duur van één tot drie uur voldoende om het dier, object of situatie aan te kunnen. Het is belangrijk dat de patiënt thuis regelmatig blijft oefenen en niet meer vermijdt. Het zal niet altijd lukken om de behandeling op één dag te laten plaatsvinden. De behandeling kan ook heel goed verspreid over meerdere weken plaatsvinden. Tussendoor moet de patiënt dan thuis ook oefenen (bijvoorbeeld plaatjes of filmpjes kijken, op een afstand gaan kijken naar het dier etc. ).

EMDR bij fobie

EMDR kan goed toegepast worden bij fobieën wanneer er een nare ervaring ten grondslag ligt aan de fobie. Bij fobieën die meer geleidelijk zijn ontstaan, gaat de voorkeur uit naar alleen graduele exposure.
Bij angst voor de tandarts bijvoorbeeld, wordt EMDR steeds vaker toegepast. Veel mensen met een tandartsfobie geven aan dat de angst voor de tandarts op een specifiek moment begonnen is. Vaak is er een duidelijke herinnering aan een nare ervaring bij de tandarts, die bij terugdenken nog veel emotie oproept. EMDR leidt er toe dat de herinnering de lading verliest. Wanneer iemand dan denkt aan naar de tandarts gaan of daadwerkelijk een afspraak heeft, is de angst verminderd, doordat de herinnering met heftige angst en nare gedachten niet meer geactiveerd wordt.